-
1 hoist the flag
vlag hijsen -
2 hoisting the flag
de vlag hijsen -
3 hoisting of the flag
de vlag hijsen (de vlag van het land hijsen) -
4 couleur
couleur [koelur]〈v.〉1 kleur♦voorbeelden:linge de couleur • bontgoedcouleur paille • strokleurigtélé couleur • kleurentelevisieavoir de belles couleurs • er gezond uitziencouleur composée • mengkleurvocabulaire plein de couleur • kleurrijke woordenschatlaver le blanc et la couleur • witgoed en bontgoed wassen〈 figuurlijk〉 prendre couleur • duidelijker worden, zich beter aftekenenreprendre des couleurs • weer kleur krijgen, bruin wordenfilm en couleurs • kleurenfilmstyle sans couleur • matte stijlsous de nouvelles couleurs • in een geheel nieuw, ander daglichtsans couleur • verfloos→ goûten faire voir à qn. de toutes les couleurs • iemand het leven zuur makenpasser par toutes les couleurs • afwisselend rood en bleek worden (van emotie)vous n'en verrez plus la couleur • die zie je nooit meer terug1. f1) kleur2) verf, kleurstof3) partij2. couleursf pl -
5 поднимать флаг
vgener. de vlag hijsen, vlaggen -
6 hoist the white flag
de witte vlag hijsen (als teken van overgave) -
7 envoyer, hisser les couleurs
envoyer, hisser les couleursDictionnaire français-néerlandais > envoyer, hisser les couleurs
-
8 aufziehen
aufziehen♦voorbeelden:2 Gewitter, Nebel zieht auf • onweer, mist komt op(zetten)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op-, omhoogtrekken ⇒ overeind trekken2 opentrekken ⇒ uit-, loshalen6 op-, vastplakken ⇒ bevestigen♦voorbeelden:eine Fahne aufziehen • een vlag hijseneine Spritze aufziehen • een injectiespuit vullen -
9 eine Fahne aufziehen
-
10 hoist
n. takel; heffing (van een voorwerp)--------v. hijsen, takelen, optillen van iemand of iets (door middel van een elektrisch apparaat)hoist1[ hojst] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zet ⇒ duw, stoot————————hoist2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 flaggen
-
12 halyard
-
13 haul
n. trek, sleep--------v. trekken, slepen; veranderen van richtinghaul1[ ho:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 haal ⇒ trek; het halen, het trekken♦voorbeelden:in/over the long haul • op lange termijn————————haul21 trekken ⇒ hijsen, rukken2 〈 scheepvaart〉 van koers veranderen ⇒ oploeven; 〈 figuurlijk〉 van gedachte veranderen, zich bedenken♦voorbeelden:1 haul to/(up)on the wind • bij de wind brassen, oploevenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:haul in the net • het net binnenhalen→ haul up haul up/ -
14 hoist one's flag
-
15 raising of the flag
het hijsen van de nationale vlag ('s ochtends of bij feestdagen) -
16 salut
salut [saaluu]〈m.〉1 groet2 redding ⇒ heil, welzijn♦voorbeelden:salut au drapeau • (het) ceremonieel hijsen van de vlag1. m1) redding, behoud2) heil3) groet2. salut!interj1) daag! hoi! -
17 arborer
-
18 salut au drapeau
-
19 semonce
-
20 Flaggenparade
Страницы
- 1
- 2